En een les in helder zien
De bus was een zweetkabinet op wielen, overvol.
Mijn vierjarige zoon en ik stonden dicht tegen elkaar gedrukt, ergens in het midden.
Hij keek omhoog.
“Wij willen geen sardienen worden, hé mama.”
“Neen,” zei ik, “wij blijven mensen. Ademende mensen.”
Even later hoorde ik het klikje van de bel.
Het zachte klak van een witte stok die openvouwde.
Een blinde vrouw stond klaar om uit te stappen.
Mensen weken niet uit. Alsof ze haar niet zagen.
Met mijn zoon aan de ene hand bood ik haar mijn andere elleboog aan.
Ze aanvaardde die.
Samen stapten we van de bus.
“Waar moet je naartoe?” vroeg ik.
“Naar de loketten,” zei ze, “maar ik weet niet goed meer waar die nu zijn.”
Dus liepen we met haar mee. Mijn zoon, haar arm in de mijne, drie mensen die elkaar niet kenden maar voor even één richting deelden.
Het was een belangrijk moment voor hem. Een van die momenten waarop je als ouder stilletjes denkt: dit wil ik dat je onthoudt. Als je iemand kunt helpen, dan doe je dat ook. De voorbeelden die ik in het dagelijks leven gaven, wierpen snel hun vruchten af.
Hier schrijft een mama die vanbinnen glimlachte wanneer haar opgroeiende kereltje zijn fietsremmen dichtkneep om een gevallen mevrouw overeind te helpen, of zijn plaats afstond aan een oudere man.
Hij is ondertussen veertien, schoenmaat 45 en al groter dan ik, maar nog steeds helpt hij spontaan. Want dat is wat je doet, zonder na te denken, gewoon omdat het juist voelt.
Toen zei hij plots, terwijl hij huppelend meeliep, opgewekt en luid genoeg voor iedereen:
“Alle blonde mensen kunnen niet zien, hé mama, en wij helpen nu even!”
De vrouw glimlachte breed.
Ik kon mijn lach niet inhouden.
“Blinde mensen kunnen niet zien,” zei ik zacht, “maar ze hoeven niet blond te zijn.”
Haar blonde krullen dansten in de wind, alsof ze zelf om de grap moesten lachen.
Mijn zoon keek omhoog naar haar, even verward, maar trots dat we iemand hadden geholpen.
Kinderen met autisme maken vaak zulke logische sprongetjes.Helder, puur, maar soms net een bochtje te ver. Een klein moment van begeleiding is dan genoeg. Niet om te corrigeren, maar om de wereld iets breder te laten zien.
Toen we afscheid namen, vroeg hij: “Was dit nu onze goede daad voor vandaag? Of moeten we er nog doen, met blinde mensen die niet blond zijn?”
De vrouw lachte hardop. Ik ook.
Omdat echte helderheid niet in ogen zit, maar in het hart.
Omdat de wereld mooier wordt telkens als iemand even zijn hand aanbiedt.
Of zijn elleboog.
Vandaag, op de Dag van de Witte Stok, wil ik herinneren:
zien doe je niet enkel met je ogen. Soms zie je pas echt wanneer je even stilstaat
en je hart laat kijken.
